Duchenne spierdystrofie openbaart zich meestal al rond de peuterleeftijd. Omdat Duchenne spierdystrofie een progressieve ziekte is, zullen de lichamelijke symptomen in ernst toenemen.
Vroege symptomen kunnen onder meer zijn: een late motorische ontwikkeling, moeite om omhoog te komen, vaak vallen bij jongens die al zelfstandig kunnen lopen, minder snel lopen en moeite met het leren rennen of springen. Een deel van de jongens heeft een verstandelijke beperking. Leerproblemen zoals dyslexie komen ook vaker voor, evenals autisme, aandachtsdeficiëntie (ADHD), dwanggedachten/dwanghandelingen en epilepsie.
Tegen het einde van de basisschoolleeftijd krijgen jongens steeds meer moeite met lopen en gaan ze meer en meer gebruik maken van een rolstoel. Vanaf die leeftijd begint ook de kracht in de armen af te nemen. Door de afnemende spierkracht in het lichaam is het uiteindelijk ook nodig om de ademhaling en de hartfunctie te ondersteunen.
Door de ziekte, maar ook door de behandeling met corticosteroïden, neemt de botdichtheid af wat leidt tot een verhoogde gevoeligheid voor botbreuken. Tijdens de groei treedt er een verkromming op van de rug. Bij een deel van de patiënten is er een operatie nodig om de rug vast te zetten.